2754

Gerben Vaillant: over de lucht tussen de dingen

Interdisciplinair performancemaker Gerben Vaillant is gefascineerd door de afstand tussen mens en realiteit: daar waar het de mens niet lukt (onderdeel van) een geheel te zijn. In zijn fysieke voorstelling on almost every page brengt hij verschillende beelden bij elkaar: de eenzame schilderijen van lege kamers van kunstenaar Ben Willekens, een kapot gelopen relatie, de schoonheid van de pantomime en de oneindige parade aan mensen die na een slechte ‘onenightstand’ de deur uit loopt. Voor ons magazine geeft Gerben ons een intieme kijk in zijn notitieboekjes. 

We zitten binnen bij het raam op de vensterbank. Eerste verdieping, landhuis, weilanden, schemer, regen. Hij is net gestopt met roken. Niet omdat hij dat wil – zegt hij,  maar er is in dit huis vanwege de lekkages geen droge plek meer te vinden. Deze kamer is van hem. Op de muren zijn verkleurde rechthoeken rondom lege spijkers te zien. Alles wat daar hing is weggehaald. Ergens een groter, verkleurd vlak. Ooit stond daar een grote kast. Aan de vergeelde rondingen rondom de hoeken van het vlak te zien, moet het een grote ornamentale kast zijn geweest. Op de vloer zijn vergelijkbare vlakken te zien van een tapijt, een bank en een ligstoel die allemaal zijn weggehaald, samen met de donkerhouten tafel, een salontafel en wat oude stoelen. Hij vindt het mooi zo leeg, en bovendien rot alles toch weg waar je bij staat door al die lekkages in dit huis, zie je?

Hij praat snel en is moeilijk te volgen als ik het terug luister. De opnames zijn krakerig. Alsof er af en toe een druppel rechtstreeks de microfoon in valt. En waarschijnlijk is dat precies het geval. Druppel voor druppel, tot mijn apparatuur onbruikbaar werd. De foto’s die ik van die dag heb, zijn nogal donker, omdat hij zelfs de lampen van het plafond heeft gehaald. Afleiding vond hij die. Op een van de foto’s staat het enige object dat nog in zijn kamer lag: een gigantische kei in het midden van dat lege vierkante vertrek. Ik vraag hem hoe hij die manshoge steen naar boven heeft gekregen, maar daar doet hij nogal vaag over. Als ik erover doorvraag, verandert hij het verhaal. Het zou misschien net door het raam kunnen hebben gepast. Als hij iets wil, krijgt hij het voor elkaar. Met zijn hand wrijft hij vaak over zijn ingevallen gezicht en door zijn gemillimeterde haar. Er zit iets agressiefs in die bewegingen. Er staan een aantal tattoo’s op zijn handen en zijn armen die op woorden lijken uit een heidens schrift.  Één wat grotere tattoo op het midden van zijn borst, zijn blouse hangt open: jonge vogeltjes in een nestje die met een open bekje wachten op hun eten. Ik vind het moeilijk om niet naar die tattoo op zijn borst te blijven kijken als ik met hem praat. Dwing mijn blik op naar zijn ogen. Hij kijkt naar buiten als hij praat.

“… maar wat als ik niet meer hoef te beantwoorden aan de vraag: Wat ik wil vertellen? Waar het over gaat? Geen thema’s of onderwerpen. Wat dan? Opluchting? I know, je kunt er altijd iets in vinden dat iets vertelt. Vraag is of dat datgene intact laat wat echt van belang is, dat wat daadwerkelijk aanwezig is in je boek, voorstelling, tekening of weet ik veel. Misschien is wat je kunt aanwijzen als te vertellen niet per se de plek waar onze aandacht heen moet gaan. Aandacht is een precair dingetje, weet je? Als je het de verkeerde kant op stuurt, krijg je het niet meer terug.”

(…)

“Ik zag een van zijn beelden voor het eerst in het echt in Basel geloof ik, of Zürich. Het was een van zijn sculpturen van een mens. Donker, brons, lang en dun, nauwelijks genoeg om mens te zijn. Het voetstuk is massief en staat daar op de grijze vloer in een schemerige ruimte van het museum. Ik had dat beeld al eerder in een boek gezien. Maar in dat boek maakten ze dus de domme fout het massieve bronzen voetstuk waaruit de voeten ontstaan op de foto af te snijden, waardoor je alleen nog dat dunne, dunne lichaam zag. Gigantische fout, die afsnijding – als je het mij vraagt. Een fout die groter is dan de pagina van dat boek. Die fout zegt iets over dat het niet lukte om te snappen dat we het ene nodig hebben om het andere vorm te geven. Dat voetstuk was nodig om de lucht erboven zichtbaar te maken. Een soort negatief beeldhouwen, begrijp je?”

(Hij houdt zijn hand voor zich richting de steen. Sluit zijn rechteroog. Lijkt de kei met zijn hand af te willen dekken om de kamer zonder kei te kunnen zien.) 

“Ik las ooit over Giacometti dat hij de beeldhouwer van de leegte was. Dat vond ik mooi. Volgens dat boek scheen hij te zoeken naar het juiste formaat om de mens in weer te geven, dus werden zijn beelden dunner en dunner, waardoor niet de mens, maar de eindeloze leegte rondom hen voelbaar wordt. Ik weet niet of dit waar is. Vaak kloppen die verhalen die over makers verteld worden voor geen ruk. Het is dan een gestroomlijnde pr-machine die niets te maken heeft met waar de maker werkelijk mee bezig was als hij zijn vingers in de klei zette, maar ergens hoopte ik dat het waar was, dat over dat beeldhouwen van de leegte. Het maakt die gigantische voetstukken onmisbaar: Het is het contrast tussen dat massieve wel met het ijle niets daarboven waardoor de onoverbrugbare afstand voelbaar wordt, snap je? Hoe dichtbij ik ook kom, de mens zoals Giacometti haar zag, blijft ver weg… Sorry, wacht effe.”

(Gerommel, vloekt dat hij z’n sigaretten niet kan vinden, vergeten dat hij ze niet meer heeft.)

“Begrijp me niet verkeerd. Ik wil nu niet hetzelfde punt maken. Dat de mens ver weg is. De mens is eindeloos dichtbij. En dan weer ver weg. En dan komt er weer een nieuwe voor in de plaats. Wat dat betreft ben ik een stuk vrolijker dan Giaco... of een stuk sluttier. Up to you.” (rokerige lach) 

“Maar waar we het over moeten hebben: we moeten het hebben over de lucht die tussen de dingen in hangt. En over het ene vormgeven om het ander te kunnen zien. Wat er wel is, is een wijsvinger die wijst naar wat er niet is. Dat heeft iets sferisch.

Volgens mij is sfeer dus dat wat er tussen een verzameling dingen in hangt? Dingen die naast zichzelf ook wat anders dan zichzelf aan de lucht eromheen afgeven. Dat vind ik een leuk idee: afgeven, alsof ze iets besmeuren in de lucht eromheen, alsof ze vlekken achterlaten die daar blijven. Dingen en hun aura’s, weet je wel?

Van dat brons van dat beeld van GIacometti bijvoorbeeld, weet je hoe het aanvoelt? Het voelt koud aan. Tegelijkertijd is de huid van het beeld alles behalve een gepolijst oppervlak, terwijl het wel glimt alsof het nat is. Het lijkt misschien een beetje op de textuur van modder. Dan is daar een mens uit opgetrokken, die bij dit beeld nogal statisch staat, poserend bijna. Wat er volgens mij gebeurt, is dat er door de aura’s van die verschillende elementen een landschap ontstaat. Een beetje zoals dat een landschap ook ontstaat daar verderop (wijst naar buiten) tussen de bomen, dat bruine houten landhuis daar rechts en de vijver. De sfeer wordt niet alleen bepaald door de combinatie boom / huis / vijver. Het wordt bepaald door de afstand, de blauwige kleur van de lucht ertussen, de natte, drassige geuren, de associaties die dat specifieke huis geven, maar ook dat je weet hoe het voelt om door dat hoge natte gras daar te lopen… 

I lost track of thought. Oh ja. Dat beeld van Giacometti komt bij mij dus oeroud en mythisch over, maar als ik me afvraag waarom, dan komt dat misschien wel het meest omdat ik als kijker in een universum terecht kom tussen koude modder en statische mensen die voelen alsof ze mijlenver van me afstaan. Er is bijna niets om je armen omheen te slaan. Alsof je rook wil omarmen. Het gevoel van lege armen wordt dan ook onderdeel van dat landschap, begrijp je?

Ah ja, dat wou ik zeggen. Om sfeer te begrijpen, hebben we volgens mij een ander soort analyse nodig. Eentje die naast de omschrijving van wat je ziet of hoort, ook bekijkt wat er binnen in je lichaam gebeurt. We hebben niet de tools en de woorden om de gewaarwordingen binnen in ons lichaam goed te omschrijven. De analyse die we nodig zouden hebben is er eentje die alle verschillende vormen van, zeg, unheimisch en de exacte plaatsingen ervan in je lichaam leert te onderscheiden. De verschillende gedaanten van opluchting bijvoorbeeld. De precieze richting van het wegvallen van spanning.”

(Staat op, rekt zich uit. Er ontstaat een lek tussen ons in, boven de vensterbank. Kijk je de kamer in, dan lijkt het er rustig te regenen. Mijn aantekeningen lopen uit. Hij kijkt naar waar het water dat door het hout heen komt.)

“Eigenlijk is dat de mooiste vorm van choreografie: de ene sfeer die vervolgens in de andere verandert. Dan beweegt er iets als een soort entiteit door je lichaam heen. Dat zou je eigenlijk moeten uittekenen. Iets fijn dun blauws dat langzaam vanaf je nek naar je borst toe loopt en daar paars en dan rood wordt. Sfeer is een manier om in het lichaam van de toeschouwer te choreograferen. Ik zou daar beter in kunnen worden, als ik mezelf niet steeds weer lieten afleiden door wat ik te vertellen heb. 

Het is shit dat gevoelens zo’n ontzettend kutwoord is, he? En aandacht. En emotie. Met die woorden zit je gelijk in het universum van de zweefteven. Maakt het niet aanlokkelijk daar een gelaagder discours van te maken. Gevoelens als een objectievere substantie, zeg maar.

Dit is je eerste interview, he? Doe ik het ’n beetje goed?"

“Schrijf  je dit ook op?”

(Ritst zijn gulp open en pist uit het raam de regen in. Er is iemand anders de ruimte ingekomen. Donkerblauwe joggingbroek die tot haar knieën onder de modder zit, vieze handen tot aan haar ellebogen. Uit haar natte haren vallen druppels water op haar blote borst. Onder haar arm draagt ze blokken hout en aan haar vingers een kleine rode jerrycan. Ze laat het naast de kei neervallen en trapt de blokken hout tot een hoop. Ze giet voorzichtig wat over het hout. De geur van benzine. Ze steekt het aan. Het hout vat vlam.)

“Trouwens, over wat ik eerder zei: Het is niet erg als je iets te vertellen hebt, ey. Die mensen moeten er ook zijn. Kan soms erg stellig klinken, sorry daarvoor.’’

(Het kampvuur brandt dicht naast de kei. Het weerspiegelt in de vochtige geulen in het grijze steen. Zij zit op haar hurken. Pulkt met haar vingers de aarde van haar vingers. Een paar anderen komen de kamer binnen gelopen. Voetsporen van modder door de kamer.)

“Weet je wat alleen zo kut is?” (Terwijl hij praat staat hij op, trekt zijn blouse uit en laat het op de natte vensterbank liggen.) “Iets te vertellen hebben, kan zo snel de enige legitieme reden worden om iets te maken. Dan gaan we onszelf voor de gek houden met dat we iets willen vertellen, soms zelfs actuele politieke thema’s misbruiken, terwijl we eigenlijk iets onderliggenders willen bekijken, iets contextlozers of iets fundamentelers. 

Weet je? Een landschap hoeft niet verteld, en zelfs niet onderzocht te worden. Misschien levert er gewoon te zijn wel de meest interessante sfeer op. En daarmee de meest interessante interne choreografie.

(Het is buiten donker geworden. Het groepje mensen heeft zich zwijgzaam zittend, hurkend, hangend rondom het kampvuur verzameld. Hij gaat aan de andere kant van het vuur zitten. Door de hete lucht boven het vuur lijken de vogels op zijn borst te bewegen. Zo zitten we een tijdje in stilte om het vuur, totdat we haar horen inademen.  ‘Ja’, zegt ze zacht.

(We kijken naar hoe er witte damp van de kei begint op te stijgen, alsof het steen langzaam begint te verdampen.)


 

Meer info en tickets voor on almost every page