Jaha Koo, de Koreacriticus die met rijstkokers praat

Jaha Koo, de Koreacriticus die met rijstkokers praat

Door Gilles Michiels

De wereld laten zien waarom zijn thuisland een hel is: dat lijkt de missie van Jaha Koo in het theater. Natuurlijk doet die omschrijving oneer aan het werk van de Zuid-Koreaanse performer en componist, die sinds 2011 in Nederland werkt. Maar met zijn twee voorstellingen Lolling and Rolling en Cuckoo vertegenwoordigt Koo wel een kritische Koreaanse generatie, die zich radicaal afzet van het moordende systeem waarin eerdere generaties hun land hebben gestort.

Koo (°1984) studeerde Theaterstudies aan de Korea National University of Arts en en trok daarna naar Amsterdam, waar hij bij DasArts belandde. In Nederland en België ontwikkelde hij de volgende jaren stapsgewijs een multimediale theatertaal, waarin muziek, video, tekst en installatie elkaar versterken. Zijn Hamartia-trilogie, waarvan het laatste deel in 2020 in première zal gaan, verweeft zijn persoonlijke geschiedenis met de internationale politiek. Als Koo wil aantonen hoe de grondlijnen van de Koreaanse politiek onuitwisbare sporen nalaten, zijn de verhalen rondom hem daar het beste voorbeeld van.

Zelfmoordgolf

Zo vertrok Lolling and Rolling (2015) bij zijn eigen moeizame overgang van Zuid-Korea naar Nederland. Door een gebrekkige beheersing van het Engels kon Koo slechts geleidelijk aan aarden in zijn nieuwe thuis. Hij bleef niet bij de pakken neer zitten en probeerde met software en dj-apparatuur de taal onder de knie te krijgen. In Lolling and Rolling – een toespeling op een gekend spraakgebrek – verweeft Koo die worsteling met een maatschappelijke problematiek. In zijn thuisland wordt de Westerse cultuur en de Engelse taal op een voetstuk geplaatst. De fascinatie gaat zelfs zo ver dat kinderen zonder spraakgebrek zich laten opereren om de ‘r’ – een klank die in het Koreaans niet bestaat – foutloos uit te spreken. Het achterliggende idee is om meer kansen te krijgen op de arbeidsmarkt, en daar gaan Koreaanse ouders ver voor.

‘Vandaag wil Zuid-Korea zoals de Verenigde Staten of Japan worden, om andere Aziatische landen te overtreffen’, duidt Koo die trend in een interview. ‘Zuid-Korea is zelf kritisch voor de Japanse geschiedenis, maar in feite verschilt wat wij doen niet echt van wat het Japanse rijk vroeger deed.’ In de lecture performance spreekt hij er ingetogen en met milde humor over. De sobere bezetting van zijn podium – nauwelijks meer dan een laptop, een dj-set en een filmdoek – contrasteert met de imperialistische en postkoloniale geschiedenis waaraan hij zijn verhaal vasthaakt. Less is more bij Jaha Koo.

Existentiële leegte

Dezelfde mix kenmerkt Cuckoo, de tweede performance uit zijn trilogie, die eveneens vanuit een persoonlijk verhaal vertrekt. Jaha Koo verloor in zijn jonge leven al zes vrienden door zelfmoord. En dat is niet eens uitzonderlijk in Zuid-Korea, waar het bij jongeren de belangrijkste doodsoorzaak is. Op Guyana na kent het land zelfs de hoogste zelfmoordcijfers wereldwijd. Als reden wijst Koo naar de eenzaamheid en de prestatiedwang in een getechnologiseerde maatschappij. ‘Jonge mensen móéten succesvol zijn in Zuid-Korea: een universitair diploma is bijna noodzakelijk om welvaart op te bouwen. Maar in de bedrijven waarin ze daarna voor hun plekje vechten, worden ze uitgebuit en slecht betaald. Die onmenselijke situatie werkt de individualisering en existentiële leegte in de hand.’

In Cuckoo graaft hij naar de wortels van die problematiek met wel héél bijzondere acteurs: drie rijstkokers. Die zijn van het merk Cuckoo, een samentrekking van ‘cook’ en ‘Koo’, de stichter die toevallig Jaha’s familienaam deelt. De toestellen zijn gehackt, waardoor Koo ermee kan spreken – een gesprek dat de rode lijn door de voorstelling wordt.

Dat hij een rijstkoker inzet als metafoor voor het hoogtechnologische Zuid-Korea, houdt rechtstreeks verband met zo’n zelfmoordverhaal. ‘Kort nadat ik in Europa was aangekomen, beroofde een schoolvriend zich van het leven. Toen Cuckoo, mijn elektrische rijstkoker, mij op een dag meldde dat het eten klaar was, overviel mij iets wat Koreanen ‘golibmuwon’ noemen.’ Die moeilijk te vertalen term verwijst naar het gevoel van hopeloze eenzaamheid waarmee heel wat jongeren vandaag worstelen. De plotse herinnering katapulteerde Jaha Koo terug naar de problemen in Zuid-Korea.’ Of zoals hij in een interview liet optekenen: ‘Living in pressure cookers, like these waves of suicides, as a result of pressure: Cuckoo is about this.’

Economisch kolonalisme

Koo hoopte op beterschap toen de corrupte president Park Geun-hye in 2016 werd afgezet. En effectief: het verzet van de jonge generatie tegen de regering betekende een belangrijke stap voor de democratie. Cuckoo – toch allesbehalve een kritiekloze voorstelling – werd in 2017 zelfs in Seoel toegelaten. Maar Koo tempert het enthousiasme: ‘Het protest liet vooral een generatiekloof zien. De ouderen bleven dezelfde arrogantie tegenover ons tonen. Zij vertegenwoordigen het systeem waartegen wij vechten. Daarom is de #MeToo-campagne in Zuid-Korea ook een generatieconflict, gericht tegen de misogynie van de oudere generaties. Mensen als mijn vader gebruiken het woord “cuckoo” om te spreken over zelfmoordenaars. Volgens hen zijn zij gekken, maar wie is hier eigenlijk gek?’

Eén spraakmakend incident in het metrostation van Seoul in 2016 is volgens Koo exemplarisch voor die generatiekloof. ‘Uit pure wanhoop springen veel Zuid-Koreanen onder treinen en metro’s. Na een incident moeten jonge werkers er dikwijls voor zorgen dat die snel weer kunnen rijden. Toen één van hen niet tijdig klaar geraakte met zijn herstelling, werd hij dodelijk geraakt door een metro. Van de aanwezigen keek niemand om.’ Het is volgens Koo een symbool geworden voor een systeem dat individuele mensenlevens moet opslokken om te blijven draaien.

In Cuckoo zoekt hij verklaringen. ‘De grote economische crisis in Zuid-Korea uit 1997, vergelijkbaar met de financiële beurscrash in 2008, had een overweldigende impact op de jonge generatie. Onder impuls van de Amerikaanse president Bill Clinton heeft het IMF van de crisis geprofiteerd. Clintons minister Rubin wilde Zuid-Korea enkel geld lenen als het de hoge interest zou aanvaarden. Maar de recessie die daarna ontstond, bleek financieel voordelig voor de VS. Puur economisch kolonialisme.’

Dat de crisis in het geografisch geïsoleerde Zuid-Korea daarna niet zou verdwijnen, is echter weinig gekend. Ook niet onder Barack Obama, die in 2015 nog het Zuid-Koreaanse onderwijs prees. ‘Net door de druk van ons onderwijssysteem wordt ons land zo’n hel genoemd. Dit systeem dreef mijn vriend, die geen universiteit aankon, richting zelfmoord. Dat weet Obama niet. Maar door mijn werk hoop ik dat op z’n minst enkele Europeanen dat zullen weten.’