‘Ik voel me aangetrokken tot plekken waar er een barstje is in ons idee van wat een ruimte hoort te zijn’

‘Ik voel me aangetrokken tot plekken waar er een barstje is in ons idee van wat een ruimte hoort te zijn’

Een dubbelinterview met Bart van de Woestijne & Marijn Graven

Ruimte is erg belangrijk voor Rita Hoofwijk. Zeker in de interventies en performances waarmee ze ons perspectief op de wereld om ons heen kantelt. Met haar fascinatie voor leegte en haar voorliefde voor de achterkant en de barstjes in een ruimte, probeert ze bloot te leggen wat voor het oog meestal verborgen blijft. Zelfs als ze daarvoor stiekem moet binnen gluren bij de overburen, zo blijkt…

Door: Filip Tielens
Beeld: Rita Hoofwijk

Op voorhand kreeg Rita Hoofwijk (25) één vraag van ons: welk uitzicht inspireert er jou? Wanneer we elkaar ontmoeten in het café van Kunstencentrum STUK in Leuven (België) toont ze me op haar smartphone het gebouw aan de overkant van haar atelier in Brussel. Rita houdt ervan om haar overburen te bekijken, vertelt ze. ‘Vooral als het donker wordt, dan gaan de lichten aan de overkant aan en zijn er hele levens te volgen van mensen die ik eigenlijk niet ken’, lacht ze. ‘Zo woont er links bovenaan een jongeman die elke avond op hetzelfde tijdstip thuiskomt, zijn laptop opent en niet samenwoont. Onder hem wonen studenten, daar komt vaak volk over de vloer en zijn er feestjes. En rechts van hen woont een vrouw met een man, waarvan ik denk dat het niet de vader is van haar kind.’ (lacht)

Het is een dagelijkse soap in real life tempo, een gratis voorstelling die zich iedere dag en avond weer ontvouwt voor Rita’s nieuwsgierige ogen. Maar dat ‘onspektakel’ is wederzijds: het gebeurt al eens dat de buren terug staren en dat hun ogen een fractie van een seconde kruisen met die van Rita. Ook al zijn beiden dan niet ver van elkaar verwijderd, toch ervaart Rita een interessante afstand, omdat ze elk binnen zijn in hun eigen ruimte. Ze broedt stilaan op een project rond dit idee. ‘Ik ben begonnen met het opschrijven van wat ik zie, op verschillende momenten van de dag. Nu denk ik eraan om mijn overburen een brief te schrijven met de vraag: wat zien jullie, als jullie kijken naar mijn gebouw? Zij zien bijvoorbeeld wél de mensen boven en onder mij, die ik dan weer niet kan zien.’

Schuilt er een gluurder in jou?

‘Goh, wel een observeerder. Het is niet zo dat ik het licht in mijn atelier doof als ik naar hen kijk. En andersom sluit ik ook niet per se de gordijnen als ik ’s avonds aan het werk ben, zoals mijn lief wel eens suggereert dat ik beter zou doen. De buren kunnen mij ook zien.’

Op jouw site lees ik ook dat jouw werk ‘begint in de waarneembare werkelijkheid om ons heen.’ Vertrek je steeds vanuit een specifieke ruimte of een fysieke plek?

‘Ja, eigenlijk altijd. Tot nu toe werd ik ook vaak gevraagd om voor een bepaalde plek of festival iets te creëren en dan laat ik me inspireren door de omgeving. De impuls voor wat ik maak komt uit de ruimte om mij heen en uit het leven zelf, eerder dan dat ik bedenk waarover ik iets zou willen maken.’

Ontstaan jouw meeste projecten gewoon door te dromen, te dwalen, te fantaseren?

‘In het voorbeeld van mijn overburen, zou een aanleiding kunnen zijn dat ik iemand zie ijsberen of ergens het licht uit zie gaan waardoor die wereld niet meer zichtbaar is, en dan gebeurt er iets wat ik fascinerend vind. Al is het niet zo dat dit altijd moet leiden tot concrete projecten. Ik heb op mijn website ook een luik geopend met “mogelijke projecten”. Er staan er nu nog niet zoveel op, maar zo zijn er veel ideeën die ik nog niet gerealiseerd heb en misschien ook nooit zal realiseren, maar die ik daar wel deel. Ik kom vrij vaak in situaties waarbij kunstenaars gevraagd wordt elkaar te vertellen welke projecten ze gedaan hebben in het verleden. Dat kan boeiend zijn, maar ik was er vaak liever bij geweest. Het lijkt me wel eens leuk om met elkaar te bespreken welke ongerealiseerde ideeën iedereen heeft en wat iemand nog hoopt te maken, om op die manier iemands werk(wijze) te leren kennen.’

Bij jou vloeit het ene project vaak organisch voort uit het vorige.

‘Ja. Finisterre, een interactieve voorstelling die ik afgelopen zomer maakte op Over Het IJ-festival in Amsterdam, is daar een voorbeeld van. Het idee daarvoor ontstond tijdens het maken van een ander project in Amsterdam, waarbij ik werkte aan een performatieve wandeling met oudere mensen die traag bewegen. Één van deze wandelingen eindigde aan de waterkant en ik bleef er zitten om die try-out te evalueren. Na een tijdje ging ik er liggen, met mijn hoofd in mijn nek en in die omkering ontdekte ik een prachtig beeld. Het jaar erna heb ik verder gewerkt vanuit dit beeld, en dat is Finisterre geworden.’

Je liet de deelnemers van Finisterre ondersteboven kijken naar de horizon, maar welke betekenis ging er nog schuil achter die actie? Wat maakt het meer dan zomaar een effect?

‘Finisterre is een plek in Spanje, maar er zijn nog meer plaatsen die gelijkaardige namen hebben. Het betekent “het einde van de aarde”, in de tijd dat men dacht dat de aarde plat was. Ik vind het een boeiende gedachte dat er ooit mensen waren die naar de zon keken en zich afvroegen: waar gaat die ’s nachts heen? Zij zijn de zon gaan achtervolgen tot ze niet meer verder konden, tot in wat nu Finisterre heet in het zuidwesten van Spanje. Daar zagen ze de zon zakken achter de watergrens en dachten: daar achter de horizon moet het einde zijn van de wereld. Dat moet een enge gedachte zijn geweest, maar tegelijk misschien ook een geruststellende omdat je zowel begrijpt waar je bent als tot hoever je kunt gaan. Inmiddels ligt onze waarnemingshorizon niet meer achter Finisterre, maar weten we dat we deel zijn van een universum, en toch is er ook nu nog een grens tot waar onze waarneming reikt. Hoe ver zal die nog opschuiven?’

‘Door in Amsterdam-Noord de deelnemers mee te nemen tot de waterrand en hen schuin en ondersteboven te leggen, leek de zwaartekracht enigszins weg te vallen en ervoeren ze de horizon als één oneindigheid. Door de vorm van het landschap – het IJ is een beetje krom – lijkt het of je de kromming van de aarde kan ervaren en wordt de platte aarde een bol. Het is een simpele ingreep, maar met een groot effect. Ik vond het mooi dat het beeld waarin je terechtkwam voor mij enerzijds een oneindigheid toonde, maar je tegelijkertijd bewust naar één (beperkte) plek daarbinnen bracht.’

Een ander recent project was With Out, een avondlijke route door de winkelstraten van Sittard, de stad waar je opgroeide. Daar toonde je het publiek de lege, verlaten ruimtes.

‘Ik houd sowieso erg van lege ruimtes, maar door in Sittard rond te lopen – de stad waar ik opgroeide– viel me op hoeveel er leegstond. De stad ziet dit als een probleem, omdat er winkels zouden moeten zijn. Dat is begrijpelijk. Er is een probleem. Tegelijkertijd heb ik geprobeerd dat perspectief te verleggen en die ruimtes te bekijken op hun esthetische kwaliteiten. Lege ruimtes zijn abstracter dan ingevulde ruimtes, ze zijn ontwricht en hebben hun gebruikelijke functie verloren. Door de toeschouwers van op straat te laten binnenkijken in die lege ruimtes, die telkens op een andere manier verlicht werden, wilde ik het publiek de schoonheid ervan tonen. Daarnaast is er in die leegte nog veel ruimte over voor projectie en kan iedereen iets anders zien in de leegte. Voor mij was dit project ook een experiment in hoe weinig ik kan of moet toevoegen, in hoe klein mijn ingreep kan zijn in een ruimte.’

Ben je doorheen de tijd steeds minder sterk gaan ingrijpen in de ruimtes waarin je werkt?

‘Ik probeer mezelf wel steeds meer te dwingen om op zoek te gaan naar een essentie, maar moet mezelf er ook soms aan herinneren dat daar een heel grote ingreep voor nodig kan zijn. Maar dat is niet altijd zo. Bij Finisterre waren er veel mooie, toevallige momenten wanneer er bijvoorbeeld een boot voorbijvoer, een zwerm vogels passeerde of de bewolking precies goed was. Er was een verleiding om zelf ook ingrepen te doen, bijvoorbeeld mensen te laten zwemmen doorheen het uitzicht. Maar ik ben blij dat ik daar toen, ook dankzij de mensen met wie ik werkte, aan heb kunnen weerstaan.’ (lacht)

Onder de naam Back Space creëerde je op de Dag van de Architectuur een performatieve wandeling in een voormalige middelbare school die op het punt stond om afgebroken te worden. In Kopenhagen liet je het publiek ’s avonds kijken vanuit de hoogte naar een grote, verlichte bouwput, waar enkel een arbeider op de grond lag te rusten. Vind je dat de meest inspirerende locaties: de verlaten plaatsen, de achterkanten van de stad?

‘Ik voel me aangetrokken tot plekken waar er ruimte is voor abstractie of verandering, waar er een barstje is in ons idee van wat een ruimte hoort te zijn. Daarbij wil ik niet alleen functioneel kijken naar een plek, maar ook naar de lichtinval, het geluid van een afzuigkap, enz…’

With Out Me was dan weer een performance met enkel jou in een black box – totaal het tegenovergestelde van jouw interventies in een specifieke publieke ruimte.

‘Ja. Ik had lang niet in een black box gewerkt. Dat was spannend, maar een black box vind ik òòk een interessante ruimte. Het is een ruimte die probeert om niets te zijn, die er wil uitzien als iedere andere black box die bestaat en dus geen specifiek eigen identiteit wil hebben. Ik vroeg me af: hoe kan je de wereld buiten die black box naar binnen brengen, terwijl je kijkt naar een leegte? Ik maakte in woorden een opsomming van de ruimte rondom de black box, maar maakte ook associaties die steeds verder van die ruimte af raakten, bijvoorbeeld van hoe wat er overblijft in een kop koffie naar modderstromen naar…’

Je nam de toeschouwer mee op een imaginaire reis naar andere ruimtes, kortom.

‘Ja, maar With Out Me ging ook over een wereld zònder mij of zònder ons, en de paradox dat je alleen maar kan beschrijven hoe die wereld er zou uitzien zonder jou op een moment dat je zelf hyperaanwezig bent – dat vond ik een boeiend contrast.’

Je werkt in Brussel, een zeer drukke ‘ruimte’. Dat vind je niet benauwend?

‘Nee, ik vind het wel fijn om op drukke plekken te zijn zoals Brussel, waar je anoniem kan zijn en kan opgaan in een menigte. Hoe slecht de luchtkwaliteit er ook is, toch heb ik wanneer ik aankom op het station altijd weer het gevoel dat ik in Brussel goed kan ademen. (lacht) Vorig jaar verbleef ik een maand in Kopenhagen, waar iedereen dacht dat ik Deens was. Alles in de omgeving is daar zeer esthetisch, en goed georganiseerd. Brussel lijkt wat dat betreft echt het tegendeel: er is chaos, het kan er vuil zijn, ik voel me er zelf nog vaak een vreemdeling.  Maar misschien is dat ook net wat mij inspireert aan deze stad.’

Wat ga je deze editie doen op Festival Cement?

‘Dat is nog vorm aan het krijgen. Ik wil graag onderzoeken hoe ik tot nu toe gewerkt heb, om beter mijn methodologie te begrijpen en wat mijn werk nodig heeft. Zowel van mezelf als van een plek, een team en een publiek. Tot nu toe heb ik veel projecten gedaan waarbij ik een ingreep doe in een bepaalde ruimte, waardoor die transformeert en je nadien anders terugkeert naar die ruimte. Waarom interesseren déze ruimtes me eigenlijk precies? De plekken waar ik werkte, werden vaak bepaald door het toeval of door een specifieke vraag. In de toekomst zou ik de omgevingen waar ik ga werken, bewuster zelf willen kiezen.’

Aan welk soort ruimtes denk je dan?

‘Daar ga ik tijdens Cement graag verder over nadenken.’ (lacht)

Rita Hoofwijk zal haar nieuwe voorstelling presenteren tijdens Festival Cement 2020. 
Festival Cement 2020 vindt plaats van 20 t/m 28 maart 2020 in Den Bosch. Hou deze website in de gaten voor data, tijden en meer info over de voorstellingen.