Hanneke over Mees
AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAH
Vandaag waren we roependen in de woestijn.
Mees las een hoofdstuk voor uit het boek Bruiloft - De zomer van Camus voor. In dit hoofdstuk, ‘De Wind in Djémila’ bezoekt hij een ruïne van een stad in de Algerijnse woestijn. Hij omschrijft hoe de plek klinkt en wat de wind en de woestijn met hem doen: hij voelt bijna geen verschil meer tussen zichzelf en zijn omgeving, verliest als het ware zijn huid.
We spraken over dit soort ervaringen: momenten waarop je de randen van je lijf niet meer voelt, op lijkt te lossen, één lijkt te worden met een plek/een ruimte. Drijvend in een meer, op de top van een berg, tijdens het uitgaan, tijdens seks. Ergens ben je dan.. leeg. Ego-loos. Die staat kan geweldig zijn, maar ook angstaanjagend.
We bewogen: we onderzochten hoe we konden bewegen vanuit zo’n soort staat. Ik dacht aan de ‘zero’ uit de mime. Een registrerende staat, waarin je een soort huls wordt, alleen nog maar functioneel. Gestript van alles.
We zongen, een geweldige opdracht uit het boekje Quantum Listening. Het was fijn en ontroerend om zo samen te zingen, dat doe je eigenlijk bijna nooit, het was mooi om ieders stem te horen. We zongen een lied van vrede voor de repetitie-ruimte, het gebouw, de straat, de stad, de wereld. Dat was eigenlijk heel fijn om te doen, ik dacht aan onze wereld, dat ik heel graag een lied van Vrede voor haar zong.
We riepen. Tegelijkertijd klagelijk en krachtig. Soms klonk er een enkele stem, soms alle stemmen tegelijk en soms kon je niet meer horen of zien welke stem uit wie kwam. Dan versmolten onze tonen en boventonen tot één enkele toon die klapperde in je oren. We riepen, onze gezichten uitgestreken, ontspannen, leeg, onze mond maar halfopen. ‘Een soort rotsen, of bomen’ waren we nu.
Ik denk sacraal, heilig, eenzaam, groots, vol, diep, ruim, ik denk aan zangers en niet-zangers, aan je mond open doen en stil blijven.
AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAH