‘De openbare ruimte is vaak minder openbaar dan je denkt.’

‘De openbare ruimte is vaak minder openbaar dan je denkt.’

Interview met Menzo Kircz & Tamar Blom

Theater heeft altijd de grenzen tussen kunstvormen opgezocht. Hoewel Tamar Blom en Menzo Kircz zichzelf theatermakers noemen, presenteren zij beiden werk dat aan beeldende kunst raakt: Bloms White Noise is een installatie waar de bezoeker alleen ingaat en Kirczs Onduidelijke Correspondenties is een bijna klassiek relationeel kunstwerk, gecentreerd rond de interactie van de publieksleden onderling.

Door: Nuno Blijboom
Beeld: Jeroen Nissen

Blom en Kircz hebben elkaar afgelopen zomer leren kennen, toen zij beiden werk presenteerden op het Over Het IJ Festival in Amsterdam. Blom presenteerde daar een vroege versie van White Noise en Kircz speelde met studiegenoot Eleonore Van Godtsenhoven de voorstelling Residu Local in een zeecontainer. Het gesprek tussen ons drieën is vertrouwd – dusdanig vertrouwd dat Blom en Kircz het gesprek vrijwel overnemen om als bevriende kunstenaars met elkaar het vak bespreken.

Blom maakte tot voor kort deel uit van performancegroep Wild Vlees. Samen met onder meer performance artiest en theatermaker Francesca Lazzeri maakten zij performances waarin zij de grenzen van het menselijk lichaam onderzochten. Het werk van Wild Vlees stond op eerdere edities van Festival Cement, waaronder de performance When everything is human, the human is an entirely different thing in 2016, waarin ze poogden door middel van gips de grenzen tussen zichzelf en hun omgeving te vervagen.

Kircz studeerde in 2019 af aan de masteropleiding Drama aan het KASK in Gent. Als afstudeerwerk maakte hij Onduidelijke Correspondenties, een performance voor een klein, tienkoppig publiek. Deze kleine, draagbare performance heeft Kircz sinds zijn afstuderen op meerdere locaties in Europa gespeeld, waaronder Spanje. Kircz: ‘Ik heb eigenlijk een doosje gemaakt.’

Een doosje?

Kircz: ‘Ik wilde een voorstelling maken die ik op zo veel mogelijk plekken kon spelen, zonder dat er een theater of programmeur tussen mij en het publiek komt. Ik heb lang gezocht binnen de openbare ruimte, maar heb dat snel achter me gelaten. Het onderzoek werd te gecompliceerd en de openbare ruimte is vaak minder openbaar dan je denkt. Ik kwam zo uit bij de gezamenlijke ruimte en dus speel ik aan tafel. Dat bleek de meest toegankelijke, overal beschikbare, gezamenlijke ruimte te zijn. Daarom heb ik dat doosje gemaakt.

‘Het is in feite een grote tekendoos, zoals je op de middelbare school ook had. Ik heb van alles op straat gevonden, in dat doosje gestopt en daarmee speel ik de voorstelling. Onduidelijke Correspondenties was nog niet klaar toen ik afstudeerde. Ik ben het nog steeds aan het ontwikkelen. Het is eigenlijk meer een methodiek dan een voorstelling.’

Wat is die methodiek?

Kircz: ‘Het gaat over werken met gevonden objecten die een bepaalde verbeelding oproepen, en hoe je daar dan in een groep – met de mensen aan tafel – iets nieuws mee kan maken. Ik haal de objecten uit de doos, vertel wat en hopelijk zijn we dan aan het einde van de voorstelling met z’n allen dingen te maken. Maar dat wil ik eigenlijk niet verklappen. Dan durft niemand meer te komen omdat het interactief is.’

Tamar, kan je iets vertellen over je installatie White Noise?

Blom: ‘Deze installatie, die ik samen met Gerjan Piksen maak, bouwt op het gedachtengoed van de Duits-Koreaanse filosoof Byung- Chul Han. Hij beschrijft onze samenleving als één die bol staat van de positiviteit. Daarmee bedoelt hij dat wat kan. Het bliepje op je telefoon is een positieve, omdat het een kans suggereert: mogelijk werk, mogelijk feest, mogelijk contact. Er is heel weinig niet meer mogelijk, nauwelijks iets waar we nog nee tegen weten te zeggen. In feite is er enkel nog wat we wel willen, waardoor we bol komen te staan van de positiviteit. We lopen over. Han ziet dit als een van de oorzaken van de vele burn-outs: we kunnen niet meer differentiëren tussen belangrijk en niet-belangrijk. Die overmaat aan prikkeling wilde ik op een of andere manier visualiseren en invoelbaar maken.

‘Die ideeën zijn zich gaan vermengen tot een soort deeltjesstorm waar je als toeschouwer in terecht komt. Die deeltjes staan voor de input die op je af komt. Je loopt door een soort gang waarbij al die deeltjes als een storm om je hoofd vliegen. Wat ik interessant vind om mee te spelen is de vraag hoe we met die overdaad aan prikkels omgaan. Ik heb het idee dat er vrij veel retraites zijn waar we wegvluchten van de samenleving, maar dat is een tijdelijke ontsnapping. Ik vind het interessant om na te denken over hoe we ons niet kunnen terugtrekken, maar hoe we onszelf kunnen veranderen. Mergen met die nieuwe manier van leven. In de chaos een soort kalmte vinden.’

Kircz: ‘Grappig. Ik ervoer je installatie op Over Het IJ eigenlijk helemaal niet als een overprikkeling. Het was juist heel fijn, zoals mensen white noise opzetten om tot rust te komen.’

Blom: ‘Dat is nog mijn zoektocht. Hoe krijg ik het heftiger?’

Kircz: ‘Hoe wordt het niet per ongeluk rustgevend?’

Blom: ‘Dat is dus de crux: het moet heftig zijn, maar wel op een manier dat je in die heftigheid de kalmte kan vinden. Eigenlijk zouden de deeltjes zwaarder moeten zijn. Maar ja, dat hele materiaalonderzoek… Dat is wel een dingetje. Je moet iets hebben wat licht is, zodat het de lucht in kan gaan, maar het moet ook zwaar genoeg zijn dat je het wel voelt.’

Kircz: (lachend) ‘Gewoon allemaal naalden in de bolletjes steken!’

Menzo, ben jij ook op zoek naar een bepaalde rust in de drukte?

Kircz: ‘De rust is een middel. Ik wil niet per se mensen kalmeren, maar ik vind het fijn als we uiteindelijk iets met z’n allen doen. Ik denk dat er twee manieren van publieksparticipatie zijn: mensen confronteren en mensen zich veilig laten voelen. Ik heb dat laatste nodig zodat ze uit zichzelf meedoen. Maar het is voor velen dan nog steeds een grote drempel. Mensen weigeren soms. Dat is natuurlijk prima, maar er zijn geen manieren om het fout te doen. Zodra ze dat doorhebben is het oké.

‘Het materiaal is allemaal troep. Het gaat me om de kinderlijke verbeelding die wordt opgewekt door iets wat je op straat kan vinden. Het ambacht er eigenlijk helemaal uithalen, dat is wat ik interessant vind. Dat ambacht gaat voor mij over de maker. Als ik een heel wonderlijk machientje gemaakt heb en dat vertel, dan gaat dat ook een beetje over mij. Ik wil liever kijken naar wat er kan ontstaan tussen de mensen en de spullen. Zodra de mensen denken: “Potverdorie, wat heeft die jongen dat knap gemaakt!” zijn ze afgeleid van waar het om gaat. Ik ben hier geen maker, ik faciliteer het maakproces. Ik wil de gezamenlijke verbeelding niet in de weg staan. Maar ik ontsnap er niet aan. Natuurlijk gaat het ook over mij: ík kom daar binnen met een doosje.’

Blom: ‘Is die afwezigheid van de maker iets wat je vaker onderzoekt?’

Kircz: ‘Het is wel redelijk specifiek deze voorstelling. Ik moet wel zeggen dat ik best een aversie heb tegen het idee van de kunstenaar als troubadour. Een speciaal iemand die naar het dorp komt met een zakje vaardigheden, jullie komt verblijden en dan weer weggaat. Daar zit een soort heldenverering in die mij tegenstaat. Maar ja, ik kom mezelf wel steeds weer tegen, omdat ik zelf op de scène sta.’

Blom: (lachend) ‘Ik ga dat uit de weg door niet in mijn werk te staan. In eerder werk dat ik met Wild Vlees maakte waren we ook aan het zoeken hoe we het niet over ons konden laten gaan. We deden dat onder meer door onszelf onzichtbaar te maken en de aandacht te verleggen naar de handeling, het concept. An Incomplete Life ging bijvoorbeeld over het laten verstrijken van een leven. Dat toonden we door ons te laten verdwijnen onder achttien kilo zout. Het zijn voorstellingen die het belang van de mensen relativeren. We probeerden dat via het werk: dat moest spreken over het kunstwerk zelf, niet over wie erin speelde. We toonden een mensfiguur, geen individu. Wij voerden dat toevallig uit, maar het had zo iemand anders kunnen zijn.’

Kircz: ‘Zou je dan zo ver gaan dat als ik mijzelf ook onder achttien kilo zout wil bedekken, dat ik dat ook mag doen onder mijn eigen naam? Ik heb ook wel eens gedacht dat de ideale vorm van mijn voorstelling is dat ik ergens binnenloop, deze doos afgeef en een uur later weer terugkom. Of dat mensen de doos kunnen bestellen en de voorstelling zelf gaan maken. Maar dan zet je jezelf wel helemaal buitenspel.’

Blom: ‘Je zit inderdaad op een soort snijvlak. Ze voelen als onze voorstellingen, daar zit een bepaald auteurschap aan. Als iemand anders dat dan onder zijn eigen naam gaat spelen, gaat dat auteurschap wel wringen.’ (Blom valt even stil, denkt na.) ‘Ergens doe je het vak ook voor de erkenning. Op momenten heb ik een enorm problematische relatie met wat ik doe: het werk moet niet over mij gaan, maar ik doe het ook omdat ik een goed gevoel krijg wanneer mensen mijn werk complimenteren.

‘Dit is het eerste werk dat ik onder mijn eigen naam presenteer. En dat schuurt toch. Wild Vlees was een groep, een concept: de vlezigheid, het rauwe. Een tumor die groeit op een wonde, die groeit daar waar het pijn doet. Het was van alles, waardoor die naam staat voor een inhoudelijk gegeven waar ik achtersta. Nu dat is weggevallen staat daar ineens “Tamar Blom.” Maar ik ben helemaal geen concept. Iemand zei me ooit dat hoe meer werk je maakt, hoe meer je naam een concept wordt. Wat je maakt gaat voor zichzelf spreken. Dat stelt me gerust tot ik een andere naam heb gevonden.’

Kircz: ‘Ik vind het heel geruststellend om iets te zien van iemand die ik bewonder wat ik niet zo goed vind. Dan denk ik: oh ja, iedereen rommelt maar wat aan. Ook al ben je nog zo goed, soms weet je het gewoon niet. Ik zou het kwalijk vinden als dat zelfs in de kunst niet meer mag. We zitten al in een maatschappij waar falen niet echt de bedoeling is. Als dat hier niet meer mag, waar dan nog wel?’

Onduidelijke Correspondenties van Menzo Kircz is tijdens Festival Cement te zien op 20 t/m 25, 27 en 28 maart. Meer info en tickets > 

White Noise van Tamar Blom & Gerjan Piksen is tijdens Festival Cement dagelijks gratis te bezoeken. Meer info >